Suiker uit de hemel.-I
- Aart van Bel
- 19 nov 2017
- 3 minuten om te lezen
Bijgewerkt op: 9 dec 2017
16-11-2017
Vloekende en opgefokte automobilisten zonder een meter gereden te hebben. Ze hadden hun auto onder een boom geparkeerd. Op een of andere manier heeft zich op de auto een plakfilm gevormd, waarop stof en andere ongerechtigheden makkelijk vastkleven. Als overmaat van ramp komt er vaak een zwart waas op de laag, dat bij nadere beschouwing de schimmel roestdauw blijkt. De plakzooi laat zich niet makkelijk verwijderen en kan, als de wasbeurt lang uitgesteld wordt, de laklaag aanvreten. De boom treft geen blaam, de schuldigen zijn de bladluizen, die zich op de boom genesteld hebben.
Bladluizen voeden zich met plantensap, dat naar hun smaak te veel suiker bevat, ja zelfs een belasting vormt. Daarom hebben ze aan de achterkant van hun lichaam een orgaan, dat geconcentreerde suiker in de vorm van plakkerige honingdauw afscheidt. Natuurlijk hebben bladluizen de energierijke suikers nodig, maar niet zo veel als er in het sap zit. Wel moeten ze een aantal essentiële, kant-en-klare bestanddelen, die ze zelf niet kunnen produceren, met het sap opnemen. Deze ingrediënten zijn in lage concentraties aanwezig, zodat er veel meer sap moet worden opgenomen dan noodzakelijk is voor de suikerbehoefte. Om welke verbindingen gaat het? Net als mensen kunnen bladluizen enige aminozuren niet zelf maken. Ook vitaminen en steroïden moeten direct uit de sapstroom worden opgenomen. Zonder aminozuren geen eiwitten, zonder steroïden geen celmembranen, zonder vitaminen geen verdediging tegen oxydanten.
Esdoorns, linden, maar ook haagbeuken, eiken en berken zijn geliefde doelen voor bladluizen. Ze steken hun zuigsnuiten (stiletten) in bladeren en takken en gaan op zoek naar zeefvaten, de suiker transporterende kanalen. Die liggen in takken vlak onder de bast, in bladeren aan de onderzijde van de bladnerven. Alleen robuuste bladluizen met stevige en lange stiletten zijn geschikt om zich op bomen te voeden. Bladluizen moeten de stiletten door harde celwanden boren en de zeefvaten liggen op enige afstand van de oppervlakte De stiletten worden gestuurd met behulp van een onbekend kompas om de zeefvaten te vinden. Als het stilet het zeefvat binnengedrongen is, worden met korte tussenpozen speekseldruppels in het vat gespoten. Hierdoor wordt ā net als door muggenspeeksel, dat bloedstolling verhindert ā calcium gebonden, wat er voor zorgt, dat het vat niet dichtslibt. Zo houdt de bladluis de voedselstroom van de plant en daardoor zijn eigen voedseltoevoer in stand. Voordelig voor de bladluis is, dat het sap onder druk staat en de bladluis zich als in luilekkerland kan laten vollopen. Met de witte vliegen, schildluizen en enige groepen van cicaden worden de bladluizen tot de āsucking insectsā gerekend, een naamgeving, die op grond van de vorige zin discutabel is.
Bladluizen zijn onschadelijk voor mensen. Planten kunnen een paar bladluizen verdragen, maar als het om grote aantallen gaat, loopt de plant letterlijk leeg. Een groter gevaar van bladluizen is, dat ze virussen van plant op plant overdragen. De wereldwijde economische schade van virusbesmettingen is enorm en loopt in de tientallen miljarden euroās. Virussen doden gaat nauwelijks, bladluizen lenen zich beter voor bestrijding, zodat de infectie een halt toegeroepen wordt. Bladluizen, die op kruiden huizen, kunnen afdoende bestreden worden met biologische middelen zoals pyrethrine uit de wortels van luciferplantjes (Pyrethrum) of afrikaantjes (Tagetes). Bij bomen is bespuiting met pyrethrine lastiger en worden de larven van lieveheersbeestjes of gaasvliegen, die zich in bladluiskolonies binnendringen, ingezet. Larven van lieveheersbeestjes eten zoān 200 bladluizen per dag, volwassen lieveheersbeestjes 600.
Comments